Zoals de meeste zaakvoerders en aandeelhouders van een vennootschap wenst u zich bij tijd en stond ook wel eens een extra bonus naast uw loon uit te keren.

De uitkering van een dividend ( = winstuitkering in een vennootschap) wordt momenteel belast aan 25% roerende voorheffing. De roerende voorheffing dient ingehouden te worden door de vennootschap en binnen de veertien dagen na toekenning doorgestort te worden aan de fiscus. De toekenning van een dividend gebeurt meestal op de jaarlijkse algemene vergadering (daar het ons te ver zou afleiden van het onderwerp van deze tekst, gaan we hier niet verder in op alle details).

De liquidatiereserve

Een opvallende maatregel in de programmawet van 19 december 2014 is de invoering van de liquidatiereserve. Vennootschappen die zo een liquidatiereserve aanleggen kunnen deze bij vereffening uitkeren zonder dat er nog eens 25% roerende voorheffing moet ingehouden worden.

Het aanleggen van een liquidatiereserve kan echter ook voordelig zijn voor vennootschappen die helemaal niet van plan zijn in de nabije toekomst te vereffenen. De voorwaarde is wel dat uw vennootschap niet verlieslatend is en ook geen vooruitzichten heeft op grote verliezen.

We schetsen het het aanleggen van een liquidatiereserve aan de hand van een klein voorbeeldje.

Stel dat de vennootschap (opgericht in 2010) één aandeelhouder heeft en in 2014 een winst na belastingen heeft van € 1000.

  1. Op de algemene vergadering wordt beslist de winst volledig uit te keren. De aandeelhouder ontvangt € 750. De vennootschap stort € 250 door aan roerende voorheffing.
  2. Op de algemene vergadering wordt beslist de winst in de vennootschap te houden. Het eigen vermogen van de vennootschap neemt toe met € 1000.
    Stel dat de vennootschap gestaag, jaar na jaar reserves opbouwt en geen winst uitkeert. Men besluit in 2025 de vennootschap te sluiten (te vereffenen). Op dat moment zal op de liquidatiebonus (is het bedrag dat de aandeelhouders bij liquidatie in meer krijgen bovenop wat ze aan kapitaal tijden het bestaan van de vennootschap gestort hebben ) 25 % roerende voorheffing betaald worden.
  3. Men legt een liquidatiereserve aan. Op het bedrag van € 1000 dient men een afzonderlijke aanslag van 10% te betalen. Deze aanslag betaalt men samen met de vennootschapsbelasting. Het eigen vermogen van de vennootschap stijgt met € 909,09. (1000 € /110x 100).

De uitkering van de liquidatie reserve

Uitkering als liquidatiebonus (bij vereffening, sluiten van de vennootschap)

Het deel van de liquidatiebonus dat voortkomt uit de liquidatiereserve(s) is geen belastbaar roerend inkomen en er is dus bijgevolg ook geen roerende voorheffing meer op verschuldigd. De afzonderlijke aanslag van 10% die door de vennootschap werd betaald (na vennootschapsbelasting) is de enige belasting.

Uitkering van de liquidatiereserve als gewoon dividend

In dit geval is er roerende voorheffing op verschuldigd.

Het tarief is 15% voor een uitkering binnen de vijf jaar en 5% voor een uitkering na vijf jaar. De oudst gevormde liquidatiereserves worden eerst aangetast.

Op de uitkering van een liquidatiereserve betaalt men minder belasting dan op een gewoon dividend (25 % roerende voorheffing).

De combinatie van 10% afzonderlijke aanslag en 15% of 5% roerende voorheffing geeft een belastingtarief van 22,73% en 13,64%.

Nadeel

De aanslag van 10% wordt betaald ongeacht de latere evolutie van de vennootschap. Het kan dus zijn dat u 10 % betaald heeft op een reserve (aangelegde winst ) die later niet meer bestaat omdat uw vennootschap in de jaren nadien enkel nog verliezen boekte. In dit geval heeft u de 10% voor niets betaald.

Toepassingsgebied

Voor kleine vennootschappen (art. 15 W. Venn.) en voor winsten vanaf 2014.